Bloktrede 0000.0011

 

 Literatuur

 

- Haslinghuis, E.J. & H. Janse, Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie. Leiden (Primavera Pers), 20014e druk/1e druk: 1953 [643 blz. ISBN 90.74310.77.X]. Hierin "Bloktrede": blz. 81

- Zwiers, L., Bouwkundig Woordenboek. Eerste deel: A-K. Amsterdam (Van Holkema & Warendorf), z.j. [1920]. [685 blz. ISBN -]. Hierin "Bloktrede": blz. 141 ("Onderste trede eener trap, als massief houten blok bewerkt, hetzij geheel, zoodat zij trede čn stootbord te gelijk vervangt, hetzij alleen ter vervanging van het stootbord, zoodat dus de trede op het blok wordt gelegd (zie fig.). Ter bevestiging van den hoofdbaluster (zie: Baluster) wordt gewoonlijk in de B[loktrede] een gat gehakt, terwijl de trapboom tegen de B[loktrede] aansluit en met een pen a in den hoofdbaulster schiet" - dit is de relevante tekst volledig)

- Stenvert, Ronald & Gabri van Tussenbroek & Karel Emmens & Ronald Glaudemans & Jan van der Hoeve & Koos Steehouwer Inleiding in de bouwhistorie. Opmeten en onderzoeken van oude gebouwen. Utrecht (Matrijs, in samenwerking met de Stichting Bouwhistorie Nederland), 2007. [216 blz. ISBN 978.90.5345.316.2]. Hierin "Bloktrede": blz. 182 ("In doorgaans van buiten veelhoekige en van binnen ronde traptorens werden natuurstenen bloktreden toegepast. Deze werden waaiervormig tot een spiraal opgestapeld, zodat de bovenste trede nog net op die daaronder rust, aan de ene zijde in de muur opligt en aan de andere zijde de spil vormt. Een voorbeeld hiervan is te zien in de vijftiende-eeuwse traptoren van de Sint-Gertrudiskerk te Bergen op Zoom")